SR&BB

Stichting Rhythm & Blues Breda

Is er een Canadese Blues Invasie gaande?

Is er een Canadese Blues invasie gaande?
(uit “Blueswax” vertaling: Ger van Leent)
27 Canadese bands zijn de afgelopen twee jaar, de competitie aangegaan op de “International Blues Challenge” in Memphis en diverse Canadese artiesten zijn eveneens als finalisten geëindigd. Zitten we in een Canadese Blues-invasie die de Britse invasie uit de jaren 60 tracht te evenaren? We laten
Shakura S’Aida, de Canadese wedergeboorte van de Blues dit fenomeen onder de loep nemen.

Waarschijnlijk de meest succesvolle Canadese Blues Challenge-deelnemer tot op heden, is Shakura S’Aida, in 2008 eerste ‘runner-up’ in de categorie bands, een ervaring die zij vergelijkt met het winnen van een gouden medaille bij de Olympsche Spelen met het Canadese ijshockey team, maar dan zonder schaatsen.

Tijdens het toeren in het internationale Blues festival circuit, met haar meest recente cd “Brown Sugar”, uitgebracht door RUF Records, werd ze onlangs, tijdens de 14e “Maple Blues Awards” als Blues zangeres van het jaar bestempeld door de Toronto Blues Society.
Ze omschrijft zichzelf als kind van de sixties, geboren in Brooklyn, korte tijd opgegroeid in Greenwich Village en opgevoed door een moeder die hippie-activiste was. Toen weer een korte periode in Zwitserland en tot op heden het langste in Canada. Canadezen kennen haar als actrice, singer-songwriter, moeder van twee kinderen, eigenaresse van een joekel van een hond, supporter van alle kunstvormen en liefhebster van allerhande Canadese dingen, zoals b.v. ‘poutine’(wat voedsel schijnt te zijn), schaatsen op bevroren vijvers en de CBC (Canadese Radio/TV).

“Mijn Blues komt niet van waar ik vandaan kom, maar van waar ik geweest ben”, zegt ze, en ja, het heeft lang geduurd, maar weet je wat nu zo mooi is? Als ik nu zeg dat ik uit Canada kom, schudt er niemand zijn hoofd of fronst zijn wenkbrauwen, tenminste niet totdat ze zeggen: “Hey, hebben jullie niet pas de International Blues Challenge weer gewonnen?”
Toen Don Wilcock, de uitgever van ‘Blueswax” me vroeg waarom er zo’n Canadese Blues-invasie plaatsvindt in de scenes in de States en Europa, was het eerste waar ik aan dacht: Change is gonna come (Sam Cooke) en hoe lang ik heb moeten wachten om de grenzen te zien verdwijnen en eroverheen kon stappen.
Er zijn een hoop Blues-experts waar ik een beroep op zou kunnen doen voor hun mening en commentaar over de Canadese Blues Invasie. Blues artiesten als producer Colin Linden (winnaar van de Keeping the Blues Alive Award 2011) ; Regisseur/ Producer Mako Funosaka en Harrison Kennedy (International Blues Challenge ‘runnerup’ 2011).
Of misschien zou ik wat Blues-Folk mensen kunnen bellen als b.v. Matt Anderson (IBC solo/duo winnaar 2010), of nieuw opkomend talent Cat Dancer of Treasa Levasseur (Maple Blues Award nominee).
Uiteindelijk heb ik drie mensen uitgekozen, waarvan ik dacht dat ze de muziek-industrie goed genoeg kenden, alle daarbij behorende trends al jaren volgden en slimme zakelijke keuzes hadden gemaakt op basis van die wetenschap;
Holger Peterson (winnaar van de ‘Keeping the Blues Alive Award’ 2008 voor Stony Plain Records), Richard Flohill,
journalist (en winnaar van de KBA-award 2010) en Derek Andrews (president en mede-oprichter van de Toronto
Blues Society
).
Elk van hen heeft belangrijke bijdragen geleverd aan onze muziek, maar het
belangrijkste is dat ze alle drie Canadees zijn. Als eerste nam ik contact op
met mr. Richard Flohill, die nu zo’n beetje mijn poortwachter is.
“Ik denk dat er een groot verschil is tussen ons en de V.S.” zegt Flohill.
We mogen verschillende culturen, houdingen en mensen hebben,
maar toch, in Canada zijn we wel doordrenkt van de Amerikaanse
cultuur omdat het merendeel van de bevolking zo dicht bij de grens
met de US woont, maar het jaar 1967 bracht de Canadezen iets wat
door sommigen nog steeds wordt beschouwd als een van ’s lands
beste culturele prestaties: EXPO 67”
Na de ervaring hoe het voelt om te vieren dat alles om je heen Canadees is, legt Flohill uit, dat we een soort raamwerk gingen creëren waarmee we de Canadese kunst konden ondersteunen en meer in evenwicht konden brengen met de sterke media-invloed van de US. De vroege 70‘er jaren brachten gigantische veranderingen in de Radio- en TV uitzendingen; De Canadese Radio- TV & Telecommunicatie Commissie vereiste dat alle radio en TV uitzendingen een bepaald percentage inhoud moesten brengen die op zijn minst gedeeltelijk was geschreven, geproduceerd, gepresenteerd of anderszins werd bijgedragen door Canadese personen.
“As a Canadian artist, I have the confidence needed to jump out of the nest with mini-skirts on and high heels clicking.”
(“Als Canadees artieste, heb ik het vertrouwen wat nodig is om uit het nest te vliegen met een minirok en hoge hakken aan.”)
Iedereen die een radio-licentie wil, moet nu een x-bedrag besteden voor de ontwikkeling van Canadese muzikanten. Onze ondersteuningsfondsen voor Canadese artiesten zijn gigantisch: Het jaarbudget van de “Canada Council for Arts” ligt in de buurt van de 190 miljoen dollar tegen dat van de “National Endowment For the Arts” 155 miljoen (en we vertegenwoordigen slechts 10 % van de totale Canadese bevolking).         
De in Engeland geboren Canadees Richard Flohill heeft niets dan goeds te zeggen over de steun van Canada voor de kunst (dans, visueel, schrijven, muziek).
Er zijn tal van verschillende kunst programma’s in het land, alsmede marketing en publieks-ontwikkelings subsidies, tour, opname, en schrijvers subsidies. Als gevolg van al deze krachtsinspanningen kunnen Canadezen hun boterham verdienen met kunst en ze kunnen leren in de praktijk.

Derek Andrews is het met Flohill’s mening eens en voegt eraan toe: “Deze ondersteuningsfondsen geven ons de kans om te leren en sterker te worden, wijzer en beter voorbereid om een carriere te maken en vol te houden. Moderne muzikanten moeten ook kunnen reizen en in Canada hebben we daar ook subsidies voor. Daardoor zijn Canadese artiesten vol vertrouwen, zitten goed in hun vel.
Maar waarom juist nu?”, vroeg ik Andrews. Waarom lijkt het dat we meer Blues artiesten hebben die worden gewaardeerd en optreden op meer Blues festivals en in meer steden wereldwijd? Is dit echt een Canadese invasie?
“We hebben nu meer levensvatbare Blues-acts” ,antwoordde hij, “en de oprichting van meer “Blues Societies” en hun inzet, hebben goed geholpen om de Blues ook in kleinere gemeenschappen onder de aandacht te brengen, wat op zijn beurt de Blues artiesten in den lande weer heeft geholpen zich genoeg te ontwikkelen om indruk op het publiek te kunnen maken. Hij zegt ook dat er nog iets is wat Canadees talent helpt ‘anders’ te zijn en  
daardoor iets aparter, exclusiever, of anders dan anderen over te komen en dat is
de multiculturele samenleving; Canada is een land van emigranten, elke denkbare
bevolkingsgroep loopt door onze straten. Deze verscheidenheid biedt een fris perspectief
aan ons talent: het winnen van acceptatie van internationaal publiek.
Waarschijnlijk weet er niemand méér van die acceptatie die Canadezen internationaal krijgen, dan Holger Petersen, wiens 35-jarige bedrijf Stony Plain Records dit jaar zijn zesde Grammy nominatie kreeg.
(zijn ‘recording-artist’ Maria Muldaur, werd genomineerd voor haar vierde Grammy, haar eerste in de categorie ‘folk-muziek’) Petersen spreekt vol vuur over de subsidie aan “de gewone man”.
Elk prairie-stadje heeft tegenwoordig wel een Blues-Club en zaterdag ’s middags zijn er jams in alle clubs. Big Dave McLean, Widemouth Mason, Colin Linden en Little Miss Higgins b.v. jammen allen op regelmatige basis.
Er bestaat ook een zeer sterke Canadese vrijwilligersgeest. Het talent is er altijd geweest, maar nu krijgen we meer steun van lokale Blues-organisaties en stichtingen. In feite zouden Derek Andrews, John Valentyn en Richard Flohil onderscheiden moeten worden voor hun prestaties bij de Toronto Blues Society. Ze werken keihard om de Blues nationaal te promoten, met evenementen als de ”Maple Blues Awards”, de “Women’s Blues Revue” en de twee-jaarlijkse “Maple Blues Summit”. Ze werken ook hard om onze muzikanten aan het spelen te houden en meer wisselwerking te krijgen.
www.torontobluessociety.com/mba/mba.gif Als gastheer van het CBC-radioprogramma “Saturday Night Blues” (wat dit jaar zijn 25e verjaardag viert) is Holger Petersen het volledig eens met Flohill over het belang van
‘Canadian Content’ (Canadese inhoud), of zoals we dat hier ‘CanCon’ noemen. “CanCon maakte sterren van b.v. Downchild, Jeff Healey, Colin James en Powder Blues, wat inhield dat ze een bestaan vonden in het spelen van muziek, konden toeren en gouden platen verdienden,” zegt Holger. Hij zegt bovendien dat de CBC (Canadian Broadcasting Corporation) een enorme steun is voor alle Canadese artiesten; het is een fantastische bron voor lokaal talent, want er zijn zo veel enorm geïsoleerde dorpen waar CBC radio het enige station is wat men er kan ontvangen. Het biedt enorme aansluiting voor veel Canadezen en geeft onze artiesten het vertrouwen om er nog harder tegenaan te gaan, in de wetenschap dat ze nationaal te beluisteren zijn.
Uit het bovenstaande commentaar zul je op hebben kunnen maken waarom ik als Canadees artieste, het vertrouwen heb, de ‘drive’ en ervaring om ‘het nest uit te vliegen, met een minirok aan en klakkende hoge hakken, maar ik vraag me ook af of er nog een andere reden is waarom er in de laatste twee jaar, 27 Canadese acts de douaneposten praktisch platgelopen hebben om naar Memphis te trekken en daar te strijden in de IBC.
Zou het kunnen dat we de laatste tijd meer waardering krijgen van de Blues-wereld? Een meer onbevooroordeelde houding tegenover Blues van eigen bodem, Blues die nu eens niet uit Amerika komt?
Hoe is het mogelijk dat er zich in de laatste vier jaar, Canadezen hebben geplaatst in de top 3 van zowel de categoriëen ‘bands’ als ‘solo/duo’ ?
Toen ik in 2008 in Memphis optrad en de mensen vertelde dat ik uit Toronto, Canada kwam, kreeg ik meestal een van de drie standaard antwoorden:
1) “Canada? Oh ja, ik ben daar geweest en heb de Niagara waterval gezien. Die was mooi” (met een aanhoudend knikken).
Of 2) “Canada? Hoe koud is het daar eigenlijk?” (met het hoofd naar rechts gebogen).
En: 3) “Toronto? Canada? Blues? Echt?” (met gefronste wenkbrauwen en in complete verwarring).
Ik ging de competitie niet aan met de angst om niet te winnen, maar met de angst dat ik niet genoeg mijn best zou doen om volledig en eervol mijn land te vertegenwoordigen, het land dat me had geholpen om te groeien en bloeien als entertainer zonder grenzen of beperkingen.
Toen ik tweede werd, voelde ik me alsof ik de gouden medaille op de Olympische Spelen had gewonnen met het dames ijshockey team, maar dan zonder schaatsen, mondbeschermer en hele grote kruisbeschermer!
Ik wist dat alles mogelijk was. Ik ontmoette mensen als Thomas Ruf, Steve en Jeff Simon en Paul Benjamin, mensen die mijn ‘Canadees zijn’ accepteerden en dat volledig omarmden.
Waarschijnlijk heeft Andrew Galloway ( winnaar van de KBA-award en eigenaar van Electro-Fi Records) gelijk als hij het heeft over de kwaliteit die Canadese muziek en muzikanten altijd al hadden;
Neil Young, Gordon Lightfoot, Leonard Cohen en Joni Mitchell baanden het pad in de ‘folk’muziek tijdens de 70’s.
Folk en Blues zijn nog steeds elkaars bloedverwanten; velen van ons lopen aan beide zijden van deze straat.
Een typisch voorbeeld: Richard Flohill en een Canadese vertegenwoordiging hosten de Beaver Suite bij de Folk Alliance Internationale in Memphis en stellen daar deze maand dertig artiesten voor. Misschien realiseert iedereen zich nu eindelijk dat we meer dan capabel zijn en diezelfde kracht in onze Blues hebben.