SR&BB

Stichting Rhythm & Blues Breda

100 jaar Robert Johnson

8 mei 1911 – 8 mei 2011, Vandaag zou de meest legendarische Bluesman allertijden, 100 jaar geworden zijn.
(samenstelling: Rob Bouterse)
De mythe
Toen in 1936 “Crossroads Blues” aan het bakeliet werd toevertrouwd, heeft waarschijnlijk niemand kunnen bevroeden, dat deze song tot een “Standard” en “klassieker” van de latere blues catalogus zou gaan behoren. Net zo min als dat de schrijver dezes in een heel kort leven met een heel beperkt aantal songs decennia later zou uitgroeien tot het grote voorbeeld van menig blues- maar ook rock- en popartiest en dat er rond zijn bestaan een hele mythe zou ontstaan. Op 8 mei is het 100 jaar geleden, dat deze man ter wereld kwam: Robert Johnson.
De hoogtijdagen van de slavernij mochten dan verleden tijd zijn, de omstandigheden waaronder ook Robert Johnson geboren werd, waren niet veel beter en het zou nog meer dan vijftig jaar duren voordat daar structurele verandering in kwam. Ook Johnson moest op de plantage bikkelen voor zijn kost. En zoals zoveel anderen werd ook door hem de spaarzame vrije tijd gedood met muziek maken. In eerste instantie “pielde” hij wat aan op een oude harmonica, maar toen hij kennis kreeg van de muziek van zijn latere helden Son House, Charley Patton en Willie Brown moest en zou hij ook gitaar gaan spelen, wat hem in het begin tot zijn grote verdriet niet al te best af ging.

“I went to the crossroad, fell down on my knees
I went to the crossroad, fell down on my knees
Asked the lord above “Have mercy, save poor Bob, if you please”

“Mmmmm, standin’ at the crossroad, I tried to flag a ride
Standin’ at the crossroad, I tried to flag a ride
Didn’t nobody seem to know me, everybody pass me by”

“Mmmm, the sun goin’ down, boy, dark gon’ catch me here
Oooo, eeee, boy, dark gon’ catch me here
I haven’t got no lovin’ sweet woman that love and feel my care”

“You can run, you can run, tell my friend Willie Brown
You can run, tell my friend Willie Brown
Lord I’m standin’ at the crossroad, babe, I believe I’m sinkin’ down”

In een droom kreeg hij opdracht om klokslag middernacht naar een kruispunt bij de Dockery-plantage te gaan. Daar ontmoette hij een grote zwarte man [de Duivel], die hem beloofde zijn gitaar te stemmen en hem de gave van het bespelen zou bezorgen. Maar daar moest hij wel wat tegen over stellen: zijn ziel aan de grote zwarte man verkopen. Aldus geschiedde en een herboren Johnson keerde naar huis terug, waar hij iedereen versteld deed staan van zijn plotselinge metamorfose. De mythe was daar en een legende geboren.
De werkelijkheid
De geschiedenis van Robert Johnson is in werkelijkheid een stuk minder spannend dan de mythe suggereert. Ondanks dat deze nog steeds verteld en herverteld wordt. Johnson verkreeg zijn gitaartechniek heel gewoon. Gewend als hij was aan het buffelen op de plantage, wist hij dat alleen hard werken wat opleverde. In het begin probeerde hij dan ook met zijn mondharmonica aansluiting te krijgen bij bovengenoemde helden, maar dat leverde hem meer hoongelach dan waardering op. Hierop besloot hij zijn aandacht naar de gitaar te verleggen.
Naast House, Patton en Brown had hij ook grote waardering voor Skip James en Kokomo Arnold.
Johnson trouwde jong, verliet zijn geboorteplaats Robinsonville en zwierf door de Mississippi-delta vanuit het plaatsje Hazelhurst. Nadat zijn vrouw in het kraambed gestorven was, besloot hij full time muzikant te worden.
Zijn slide-techniek heeft hij voornamelijk te danken aan Patton en House, maar de basis voor zijn unieke geluid is gelegd door ene Ike Zinneman, een bluesman die nooit iets op plaat heeft vastgelegd. Wél gaat het verhaal, dat deze Zinneman altijd ’s avonds laat oefende op een kerkhof, zittend op een grafsteen. Dit zou wellicht de oorsprong van de crossroads-mythe kunnen vormen. Wat Zinneman hem precies bij bracht is altijd onduidelijk gebleven, feit is wel dat Johnson terugkeerde met een haast encyclopedische kennis van zijn gitaar die hem in staat stelde alle stijlen te spelen die je maar kunt bedenken. Wat hij in het begin ook deed, al was het alleen maar om aan de kost te komen. Wel bleef hij bij het schrijven van zijn eigen nummers heel dicht bij zijn persoonlijke belevenissen en gemoedstoestand.
Zo ontstonden songs als Terraplane Blues, wat zijn lijflied werd, Love In vain, Dust My Broom, Ramblin’ On My Mind, Sweet Home Chicago, Steady Rollin’ Man, en natuurlijk Crossroads Blues. Deze titels zijn jaren later voornamelijk bekend geworden doordat artiesten deze songs “afstoften en oppoetsten” en tot hun eigentijdse versies omvormden.
Johnson schrijft uiteindelijk maar 29 songs die ook worden opgenomen,  maar optreden deed hij vele malen vaker dan zijn tijdgenoten. Hij was meer “on the road” dan menig artiest in die jaren. Zwervend van juke-joints, naar duistere piano-bars en andere gelegenheden waar maar gespeeld kon worden, trof Johnson ook regelmatig vrouwelijk schoon aan. Kontakten met plaatselijke schonen bleven niet altijd beperkt tot een borreltje aan de bar en dat heeft hem op 16 augustus 1938 uiteindelijk de das omgedaan. Een jaloerse echtgenoot wist hem een fles vergiftigde whisky toe te spelen, die Johnson uiteindelijk fataal is geworden.

Omdat Johnson zich constant door de duivel op de hielen gezeten voelde, was hij tegen het vastleggen van zijn portret. Dat verklaart ook waarom er maar twee afbeeldingen van hem bekend zijn. Hoewel er nu geruchten gaan dat er een derde is opgedoken.
GELUIDSDRAGERS
Er zijn officieel maar twee geluidsdragers beschikbaar, te weten uit 1990 de 2CD-box The Complete Recordings met 41 opnames van de 29 songs en uit 2005 de geremasterde versie van “King Of The Delta Blues”:  Binnenkort komt er een nieuwe box uit met -volgens het persbericht- nieuwe informatie, maar de songs blijven natuurlijk de 29 die we al kennen.
ICOON
Daar waar Charlie Parker het icoon voor de jazz is en Hank Williams voor de country, is Robert Johnson dat voor de blues. Voorwaar geen slecht gezelschap.